Editie 6: Orginaliteit

 

          Het duurde tot 1978 voordat er met Rienk en zijn broer Lammert weer dagoverwinningen gevierd konden worden. Het zouden er uiteindelijk tien worden. Durk de JONG (schipper 1972-1975, SKS), die het schip altijd al had verzorgd voor de commissie, en Langweerder Pieter ENGELSMA (schipper 1976-1977, SKS) waren daar helaas niet in geslaagd. Mede door toedoen van Durk de JONG kreeg de Stichting Donia in 1974 en 1975 wederom voor het meest originele skûtsje de CRM-prijs die was verhoogd naar fl. 2.000,-. Het roer was versierd met een bijzonder fraaie met koperplaat beslagen klik, vervaardigd door de Leeuwarder schilder Van STRALEN, terwijl het koperen tonnetje nog steeds niet ontbrak. Bovendien waren op het helmhout twee koperen plaatjes aangebracht met de letters VIOS (“Vooruitgang Is Ons Streven”), terwijl op de achterkant een Fries vlaggetje was geschilderd. De koperen plaatjes waren afkomstig van een oud skûtsje ‘Hoop op Zegen’ [S 584 N] van Eit KOK uit Idskenhuizen en door het bemanningslid Pieter POELMAN geschonken aan de ‘Twee Gebroeders’. Dit terwijl de mast met ijzer beslagen was door herstelwerkzaamheden aan de mast die voor de start in Langweer geknapt was. Een jaar later zou de nieuwe gelijmde Amerikaans Grenen mast op de Veenhoop ook knappen. De oude, reeds verkochte, met ijzer beslagen mast werd door vrachtwagenchauffeur Tie de WIT uit Lemmer gehaald en op het schip geplaatst. Zo startte Pieter ENGELSMA het jaar daarop wederom met een nieuwe mast.

Afb.: Het aangebrachte koperen plaatje op het helmhout (foto’s: archief Fries Scheepvaartmuseum)

          In de roef was de schoorsteenmantel gemarmerd opgeknapt, terwijl ook het originele schilderwerk op deskundige wijze was gerestaureerd. Zowel voor de ramen, waar uiteraard gebreide gordijntjes hingen, als op de schoorsteenmantel waren koperen relingen aangebracht. Aan de buitenkant waren voor de ramen weer de schuifluikjes geplaatst, terwijl de deurtjes van de roef van eikenhout en niet van triplex, zoals op andere skûtsjes werd gesignaleerd, waren gemaakt. Daarnaast was het kapke weer voorzien van een ramt, beschermroosters, zo ook de kape, het toegangsluik tot de roef. Ook de schoorsteen was weer geplaatst en de stapklos in de roef was met koper beslagen. De bedplanken in het achteronder lagen er weer in. Ook in de durk waren de slaapplaatsen weer hersteld. Tenslotte waren de ingebeitelde ijkmerken weer geaccentueerd en vermelden de zetborden de naam en tonnage van het schip. Het durkslûk was volgens de commissie in zijn rapport bijzonder aardig beschilderd (met een windjammer in een reddingsband) door Albert BOONSTRA uit St. Nicolaasga. In het jaar erop was de vloer van de durk op de oorspronkelijke hoogte gebracht, was deze opnieuw geschilderd, vloer en trap zoals vroeger bruin, de wanden in de originele “appelbloesem” tint (RAL 2012, iets opgelicht met wit naar eigen inzicht). De blokken van de zwaardlopers waren ontdaan van de bruine verf en in blanke lak gezet. De kasten in de roef waren nu voorzien van een kroonlijst waarin twee zwanen met het wapen van Doniawerstal waren uitgesneden (dit was een werkstuk van dhr. Van STRALEN, die ook de roerklik sneed en polychromeerde). Er was weer een van een skûtsje afkomstig origineel watervat geplaatst op een houten slede en voorzien van een “drinkersnap”.

  

Afb.: Het vlak schoonmaken in de verenigingshaven van Langweer (foto: archief Marcel Ferdinands)

          Lammert werd als derde ZWAGA schipper in 1978 op het skûtsje waar hij op geboren was. Het skûtsje had inmiddels swurdsleuven gekregen om de zwaarden te kunnen verplaatsen wanneer het schip te lij- of loefgierig was. Dit hielp zeker in de trim. Zijn vader Ulbe voer maar met maar één (origineel) zwaardboutgat. De CRM-prijs werd in 1978 wederom aan de ‘Twee Gebroeders’ toegekend. De oude staat van het skûtsje was op dit schip het meest gehandhaafd en voldeed daarmee volledig aan de eisen die het reglement eraan stelde. Aan het Langweerder skûtsje waren de blokken vernieuwd, was er een nieuwe fok gekomen, was de durk in de appelbloesem gezet en was de roef geheel gerestaureerd waarbij bij het verven zo goed mogelijk de oude techniek van het vlam aanbrengen was gebruikt, aangebracht door Durk de JONG en zijn broer Tjeerd, en de vloer weer in oxyderood (‘ossenbloed’ (RAL 3009)). De zwartbruine spiegel en het kluisbord waren voor een frissere eikenhoutimitatie uitstraling ingewisseld. Lammert ZWAGA ontving hiervoor uit handen van staatssecretaris Wallis de VRIES een medaille en een enveloppe met fl. 4.000,-. Ook deze ZWAGA kreeg het schip aan de praat en zeilde met zijn broer Jeen als fokkenist zo naar het SKS-kampioenschap dat hij behaalde in 1980 met dagoverwinningen in Grou en Langweer. Het in 1979 gekregen nieuwe grootzeil was iets vermaakt. De baan van gaffelbek naar schoothoek zat te strak en werd bij MOLENAAR iets losser gemaakt. Dit gaf het schip weer de nodige druk naar voren.

Afb.: Op de Fluessen is de te strakke baan in het grootzeil duidelijk zichtbaar, 1979 (foto: archief Lammert Uzn Zwaga)

Rienk, die Lammert vanwege een hernia in het jaar erop verving, werd in 1981 nog tweede. Jeen was inmiddels schipper geworden op het skûtsje van Eernewoude en was vervangen door Anne Bernardusz TJERKSTRA (1946) en Aldert Wiemersz HOEKSTRA (1961) als fokkenist. Dat Jeen Uzn Zwaga ook uit het goede hout gesneden was bleek wel toen hij met de Emanuël [L 1393 N] in 1982 en ’83 kampioen werd.

 

Formule Amels: S= 1,90 x Lwl x (Bwl+2T)

S          = zeiloppervlak in m2

Lwl     = Lengte waterlijn in m

Bwl     = Breedte waterlijn in m

T          = Diepgang in m

 

          Met de inmiddels in 1979 ingevoerde zeilformule, Formule Amels (S= 1,90 x Lwl x (Bwl+2T)), volgden er daarna jaren dat er nog jaarlijks een dagoverwinning voor Lammert wel in zat (Veenhoop ‘82, Langweer ‘82, Stavoren ‘83, Eernewoude ‘84/’85, Terhorne ‘85), maar een topklassering bleef uit met 147m2 zeil. Op Stavoren ’82 zag Lammert een dagoverwinning nog aan zijn neus voorbij gaan tijdens zijn opmars in de tweede ronde, toen hij weer naar de kop opstoomde. De top van zijn zes jaar oude mast kwam naar beneden en schoot door het zeil en door de luiken.

Afb.: Met voldoende rondhout de fok optimaal benutten, 1982 (foto: archief Fries Scheepvaartsmuseum)

          Ook Chris Jansz BROUWER (schipper 1987-1988, SKS), Aldert Wiemersz HOEKSTRA (schipper 1989-1990, SKS) en Tjitte Jans BROUWER (schipper 1991-1999, SKS) bereikten dat niet ondanks dat Tjitte Jans de zeilkwaliteiten van het schip verbeterde door de skeg recht te zetten en de mastkoker in 1992 nog naar achteren te zetten op 1/3 van de lengte van het skûtsje (van ca. 4,60m naar 6,20m over dek gemeten) vanaf de voorste punt van het dek tot voorkant mastkoker. Op de roef kwamen handrelinkjes waar je je aan vast kon houden. Al deze ijzerwerkzaamheden werden in het voorjaar uitgevoerd op de scheepswerf van Allard SYPERDA in Osingahuizen door eigen bemanningsleden op basis van een zeilplan dat was opgezet door Hoek Design Naval Architects uit Edam. De schilderswerkzaamheden konden daarna overdekt plaatsvinden bij het naastliggende Transportbedrijf VEENSTRA in Heeg. Door het nieuwe zeilplan werd er bij Zeilmakerij ZWAAN uit Stavoren een nieuw zeil en fok besteld. Het oude tuig uit 1990 werd nog bij harde wind aangeslagen.